Adem 2.0. In het vorige concert nog met orgel, nu met accordeon: Het lichaam adem . Deze keer in Thesinge op 10 november as.
In eerdere concerten én in aanloop naar Het lichaam adem hebben we mogen ervaren hoe bijzonder het is om de liederen uit het programma te zingen met accordeon, een kleurrijk veelzijdig instrument en ademend wezen. Soms lieflijk en mild, soms onbesuisd, het vuurtje flink opstokend.
Dat komt bijvoorbeeld sterk tot uiting in Sinikan Laulu van de Letse componist Veljo Tormis (1930-2017) een intens stuk waarin storm en naderend onheil goed te horen zijn. In eerste instantie kalm, maar later onstuimig.
Van Tormis zingen we eveneens twee slaapliedjes. Het geruststellende Laulan Lapsele (ik zing voor mijn kleine) en Lase kiik käia (laat de wieg schommelen), bestaande uit zich steeds verder herhalende melodieën en teksten die worden opgebouwd.
Die opbouw zien we ook terug in de wijze waarop wij improviseren: starten met een muzikale lijn, ter plekke bedacht en soms ook geïnspireerd op dat wat daarvoor heeft geklonken. Het geeft gevoel van kwetsbaarheid maar ook van vrijheid. Falen is er niet bij, je doet wat je doet op dat moment.
Over kwetsbaarheid gesproken: Van John Tavener zingen we The Lamb. Geschreven vanuit het kind met al zijn vragen en kwetsbaarheden Little lamb who made thee? Dost thou know who made thee?
Bij het zingen van het door hem gecomponeerde Song for Athene (Requiem voor een goed mens), worden we flink opgezweept door de accordeon. Het werd gecomponeerd als ode aan zijn overleden vriendin Athene en gezongen aan haar graf.
Halleluja Dat de engelenscharen je naar je laatste rustplaats mogen zingen.
Van een andere orde zijn de a capella stukken die wij zingen van twee beroemde Spaanse polyfonisten uit de 16e eeuw: Cristóbal de Morales (ca.1500 – 1553) en Tomás Luis de Victoria (1548-1611).
De Morales, een zeer invloedrijke Spaanse polyfonist uit de Renaissance, schreef naast o.m. missen en motetten ook enkele wereldlijke werken. Hoop liefde en vrijheid, althans de wens daartoe, worden bezongen in Sub Tuum Praesidium. In eerste instantie solo als Gregoriaans Maria-antifoon, daarna de versie van de Morales, gezongen door het hele koor.
De Victoria was naast componist, organist en zanger ook priester. Hij richtte zijn grote creativiteit volledig op de Latijnse liturgie. Hij wordt geroemd om zijn verfijnde en magistrale koorwerken. Wij zingen twee motetten: Popule Meus (mijn volk, wat heb ik u misdaan) en Amicus Meus (mijn vriend heeft mij verraden met een kus).
Alles wat en waarover wij zingen komt samen in het gedicht Ademnood van de Groninger dichter, essayist, prozaïst, interviewer en poeziecriticus Remco Ekkers (01-07 1941- 04-06-2021). Alle wensen zoals hoop, liefde en vrijheid worden in zijn gedicht verbeeld en in onze tijd geplaatst en het vormt de verbinding tussen alle liederen die wij zingen.